De Dapperstraat

Uit de bundel 'Verhalen uit Broederburen'
De oude heer De Vries wandelde met ferme pas door de Dapperstraat in het kleine dorp Broederburen. De ijzeren punt van zijn stok tikte opgewekt op de tegels van de stoep. Hij stak zijn borst vooruit, glimlachte breed en wierp zijn blik op de gevels aan de overkant die zich koesterden in voorzichtig lentelicht. De huizen, allemaal anders van bouw, stonden strak in het gelid. Huis, oprit, huis, oprit. Hij haalde diep adem en zuchtte hoorbaar om zijn genoegen ruimte te geven.

“Aiai… Dit is ons dorp zoals het hoort!” zei hij achterom. Daar liep Tjalling, ongeveer net zo oud, die moeite had om De Vries bij te houden. Van tijd tot tijd moest hij een paar snelle stappen extra zetten om weer op gelijke hoogte te komen.

“Waarom loop je tegenwoordig met een stok?” vroeg Tjalling. “Heb je last van je voeten?”

“Mijn voeten zijn opperbest”, zei De Vries. “Ik bereid mij voor op een eventuele toekomst, beste Tjalling. Mocht ik later een stok nodig hebben, dan heb ik er alvast mee geoefend.” Behendig ontweek hij een fout geparkeerde fiets en daarna een fraai gedraaide hondendrol.

Tjalling bleef opnieuw een beetje achter. “Dus je bent niet slecht ter been?” riep hij.

“Allerminst.” De Vries maakte een vrolijk huppelpasje om zijn woorden te onderstrepen.

“Ik vind dat je niet moet spotten. Andere mensen kunnen niet zonder zo’n stok.”

De Vries hield even de pas in, zodat Tjalling hem in kon halen. “Je bent veel te beschaafd”, zei hij. “Een stok is niet alleen een steun. Hij dient meerdere doelen. Mijn stok is bijvoorbeeld goed voor het milieu.” Met de punt van de stok mepte hij zwierig een leeg chipszakje in de goot. “Zie je?”

Een jongeman met een pitbull aan de lijn liep hun tegemoet. Het grauwe beest, één oog verscholen in een donkere vlek op zijn kop, stapte nogal lodderig voort. Zijn roodomrande en een tikkeltje dweilende blik deden een gering verstand vermoeden en het kwijl dat van zijn hangende wangen droop een agressieve aard. De Vries hief zijn stok en prikte naar de kop van het beest.

“Af!”

Onmiddellijk werd de lijn strak getrokken. “Niet zo bot, ouwe!” riep de jongeman.

“Zelfverdediging”, verklaarde De Vries voldaan. “Daar moet je lef voor hebben. Ik ben een held in het diepst van mijn gedachten. Deze straat zou naar mij vernoemd kunnen zijn.” Hij stak de stok onder zijn arm en marcheerde vlot weg – al had dat ook iets van een vlucht. Tjalling moest opnieuw zijn pas versnellen. “Dankzij mijn stok heb ik erger weten te voorkomen” zei De vries. “Je weet niet waar dat onbeschaafde beest toe in staat geweest zou zijn.”

“Morgen loop je nog met een rolstoel.”

“Praat geen onzin.” Hij hield plotseling halt waardoor Tjalling bijna tegen hem op botste. “Kijk goed.” Hij pakte de stok met beide handen aan de uiteinden en hield ‘m horizontaal. “Wat is dit?”

“Een wandelstok.”

“Mis. Het is een maatstok. Ik kan er de maat mee slaan of nemen.”

“Ik zie nog steeds een wandelstok.”

“Je moet creatiever kijken. Wat je hier ziet. Is een instrument met vele mogelijkheden.”

“Je kunt er overal mee naartoe wandelen.”

De Vries zuchtte diep. “Je moet toch echt eens soepeler leren denken, Tjalling.”

“Een soepele wandelstok…”

“Precies”, zei De Vries. “Het begint te dagen.”

“Aha.”

“Morgen ga jij oefenen. Je kunt mij altijd om vragen advies.”

Tjalling mompelde iets dat vaag leek op ‘Dankjewel’.

“En die rolstoel, dat was geen gek idee. Mag jij duwen.”

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *