Als je dom bent, en dan bedoel ik echt verschrikkelijk dom, dan kant je niet weten dat je dom bent. Dus zó dom bent ik niet. Wél gelukkig, tegen de klippen op kant ik wel zeggen, want ik hebt in mijn korte leven al veel tegenslag gekend. Een hond met pech. Misschien is ‘gelukkig’ een te groot woord. In elk geval bent ik vrolijk, meestal dan, laat ik het zó maar noemen. Er zijn veel dingen die ik leuk vindt. Zwemmen bijvoorbeeld. Een zwembad, een fris meer, al is het maar een drabberige sloot – ik springt erin. Zo bent ik een keer in de blubber blijven steken, mijn achterpootjes ploegden in de zachte modder zonder grip te krijgen, ik kreegt met de nagels van m’n voorpootje geen grip op het gras aan de wallenkant. Doodsbenauwd kreegt ik het, regelrechte paniek, ik dacht dat ik de rest van mijn korte leven in die stinksloot zout moeten doorbrengen. Ik piepte en jankte alsof mijn leven ervan afhing. Dat wás ook zo. Mijn baasje kwam aangerend, sprong in de sloot en duwde me de kant op. Hij zat net zo erg onder de modder als ik, één zwarte stinkende kledderboel. Ik bent hem nog altijd dankbaar voor deze redding.
Als ik eenmaal iets leuk vindt, kan ik er niet goed meer mee stoppen, da’s soms moeilijk te begrijpen voor mijn baas. Voor mij ook, ik begrijpt het zelf niet precies. Gooit iemand een bal of een stok, ik rent erachteraan. De hele middag als het moet, tot ik van uitputting bij wijze van spreken door m’n drie poten zakt. Als je me vraagt wat ik er precies zo leuk aan vindt, dan zout ik het niet kunnen zeggen. Het lijkt niet erg spannend, dat altijd maar weer heen-en-weer draven. Van die bal of stok blijft ook niets meer over. Geen idee, maar wat maakt ’t uit? Zolang je ergens van geniet, vind je het leuk, zegt ik altijd. Zo is het en niet anders.
Soms zit het mee, soms zit het tegen. Gisteren liep er een bullteriër aan de overkant van de straat, zo’n breedgeschouderd beest met een platgeslagen neus en altijd pijn in z’n kop omdat ‘ie te ver is doorgefokt. Ik zout er net zo chagrijnig van worden als hij, snapt ik. Het kan trouwens ook een buldog zijn geweest, die twee lijken op elkaar, ik haalt ze vaak door de war. Die ene kwijlt altijd, de ander alleen als ‘ie moet eten, net dan ik. Maar wie, hoeveel en wanneer, dat bent ik vergeten. Hoe het ook zij, ik hadt ter plekke onmiddellijk een hekel aan dat monster. Een grondige hekel, hij haalde het slechtste in mij naar boven. Dat deed híj, ík niet. Ik bent persoonlijk een vriendelijke hond, een zuivere mix van een rijk aantal rassen, ik hebt wat mijn verschijning betreft wel wat van een teksel: een lang en slank lijf, een vriendelijke gladde, bruin glanzende vacht, een fraaie vooruitstekende snuit, lieve oortjes en, dat is mijn makke, ik geeft het toe, te korte pootjes. Drie te korte pootjes, rechts-voor is nog korter. Die teriër torende hoog en breed boven mij uit, als ik gewild hadt, zou ik zó onder hem door hebben kunnen dribbelen. Ik hadt dat beest nooit aan moeten vallen, maar ik kon niet anders. Hij keek me met die moordblik aan, rode, zwalmende oogjes. Had ‘ie niet moeten doen, hij haalde het ergste in mij naar boven, dat kon ‘ie natuurlijk niet weten omdat zijn hersens in de knel zitten. Ik hadt al gezien dat z’n baasje een dun mannetje was, als die dog of terriër of wat het ook was met een flinke ruk aan de riem naar mij toe zou komen rennen, zou hij dat magere mensbeest gewoon meesleuren. Het kwam erop aan dat ik sneller moestt zijn dan dat misbaksel. Dus je kunt gerust zeggen dat de aanval de beste verdediging was. Misschien niet handig van me om die uitdaging aan te gaan, dat geeft ik toe, maar als het om schuld gaat, ik kont er niets aan doen, ik kont me gewoon niet meer inhouden. Maar goed, de strijd was ongelijk, dat beest was een stuk sterker. Hij beet m’n ene oor aan flarden, het bloed spoot eruit, droop in mijn ogen, zodat ik de volgende aanval niet aan zagt komen. Hij knauwde ongenadig in mijn staart. Het deed gruwelijk pijn, dus ik draaide me op m’n rug ten teken van overgave. Het was genoeg geweest, ik had m’n lesje geleerd. Dat doorgekweekte monster wist niet van stoppen, hij zette z’n scherpe tanden in m’n buik. Gruwelijk, mijn darmen hingen uit mijn lijf! Ik jankte, smeektte om genade. Dat agressieve gevaarte stopte pas toen zijn baasje met de riem zijn keel dichttrok.
Het oversteken van de straat ging wél goed.
Nu liggen m’n beide oren aan flarden en is mijn staart de helft ingekort. Het pikante puntje is eraf, ik voelt me een stuk minder aantrekkelijk. Ik hebt nog steeds pijn aan m’n buik, een van m’n kwetsbaarste onderdelen. Diepe bijtsporen die behandeld moesten worden. Door de dierenarts die m’n wonden met een kromme naald en zonder verdoving hechtte, stel je voor dat dit jou zou overkomen! Het was geen pretje. Ik haat die dierenarts.
Mijn baas roept ‘zit’. Ik bent nog jong, geen flauw idee wat ‘ie bedoelt, ik kant me niet herinneren dat hij dat eerder tegen mij gezegd heeft. Het is een commando, dat is duidelijk, want hij roept ‘t hard, dus ik schrikt en begint te piepen. Piepen is altijd goed, dan snapt ‘ie dat ik hem niet snapt. Maar hij snapt me deze keer niet, hij is een beetje dom. Daardoor snapt ik hém niet meer. Een slimme baas moet snappen dat ik, als ik hem niet snapt, hem niet snapt, vindt ik. Anders wordt het nogal ingewikkeld. Als ik mijn best doe, zout ik misschien kunnen doen alsof ik begrijpt wat hij wil, ik besluitt een gokje te wagen. Als hij weer ‘zit’ roept, geeft ik hem een pootje.
Nee, dat was niet bedoeling.
Ik kwijlt met mate. Niet vaak, soms meer, soms minder. Het slijm loopt vanzelf uit m’n bek. Ik hebt er geen problemen mee, maar mijn baasje heeft er een hekel aan, die komt papieren zakdoekjes aandragen. Ik kant er niets aan doen, als ik aan eten denkt, kwijlt het vanzelf, lange draden die langzaam op de vloer neersijpelen. Sinds ik een paar tanden bent kwijtgeraakt omdat ik m’n etensbak opatt, is het erger geworden. Mijn baas had een nieuwe bak gekocht, stevig aardewerk, dure kwaliteit, best mooi, maar zonder de bekende geurtjes. Ik hadt reuzehonger en lette niet goed op. Tsjak. De pijn trok door tot in het binnenste van m’n kaken, het trilde nog een week daarna door. Moest ik weer naar de dierenarts.
Korte pootjes, da’s vervelend. Als ik wordt uitgelaten, loopt mijn baasje op z’n gemak, maar ík moett rennen anders komt de riem strak te staan en dat snijdt in m’n keel. Dus ik rent. Op drie korte pootjes en één pootje dat nog korter is. Rechtsvoor. Een putdeksel, zo’n deksel bij de stoeprand met drie spleten. Er lag iets lekkers in die put, dat rookt ik zeker weten. Een stuk bot, misschien wel een homp vlees. Onweerstaanbaar. Alles wat eetbaar is, is dierbaar. Ik dachtt: als ik dat putdeksel eraf krijgt, kan ik een lekker hapje bemachtigen. Dus ik stakt m’n rechterpoot door zo’n gleuf, dat ging niet gemakkelijk, ik moestt flink duwen. Ik kont er nog steeds niet bij. Dus ik probeerde dat deksel los te wrikken. Geen beweging in te krijgen, dat ding zat muurvast. Mijn poot trouwens ook, die bleef steken in die gleuf. Het was beter geweest als ik toen niet in paniek geraakt zout zijn, maar ik kont natuurlijk ook niet de rest van mijn leven aan dat putdeksel vast blijven zitten. M’n baas kwam op het gepiep af. Met hulp van een paar buren kreeg hij het putdelsel los. Bent ik uiteindelijk met putdeksel en al naar de dierenarts geweest. Die pakte m’n poot met twee handen beet, mijn baas dat deksel. En trekken maar. Hard trekken, man, pijn dat het deed! Het leek wel alsof ze mijn poot eraf rukten. Sinds mijn rechtervoorpoot nog korter is, hebt ik een nog gruwelijker hekel aan dierenartsen.
Urineverlies is iets voor oudere honden. Ik hebt er op mijn leeftijd nauwelijks last van, af en toe een druppeltje. Een natuurlijk proces, begint bij mij wat eerder dan gebruikelijk, stelt niks voor. Het leekt mij geen enkel probleem, ik vondt het zelfs handig. Nu laatt ik vanzelf een spoor na waar ik vroeger mijn poot voor op moest tillen. Maar mijn baas denkt er anders over. In het begin liep hij achter me aan met die papieren zakdoekjes. Later kreegt ik een stuk zeil in m’n hondenmand. Tegenwoordig trekt hij mij elke dag een verse witte luierbroek aan waardoor ik niet meer normaal kant zitten poepen. Wedden dat de dierenarts hem op dat idee gebracht heeft? Ik schaam me enorm, ik vermijdt voortaan alle honden die ik vroeger graag besnuffelde. Ook al vanwege die korte staart, die nog wel boven de luier uitsteekt.
Na een paar weken oefenen, begrijpt ik wat mijn baas bedoelt met ‘zit’. Ik moett dan met m’n luier op de stoep zitten en mag pas weer opstaan als hij dat goed vindt. Precies op zo’n moment kwam de kater van de overburen langs, zo’n rode rattenvanger. Ik mochtt niet opstaan van m’n baasje, ik zatt vastgenageld aan die grijze stoeptegels, ik kont me alleen verweren met m’n ene pootje. Die kat haalt uit naar m’n neus, mijn verweer stelde niets voor. Tsjak! Ik kan je wel vertellen dat zo’n jaap uit je neus nog meer pijn doet dan een putdeksel aan je rechtervoorpoot. Het bloedde heftig, binnen de korste keren lag er een flinke donkerrode plas op de tegels. Mijn bloed, mijn eigenste kostbare rode bloed! Ik streek langs de wond met m’n goede voorpoot, maar daar deed het alleen maar méér zeer door. Een geluk dat m’n baas het rode monster wegjoeg, anders had ik misschien zelfs m’n ogen verloren, want daar mikte hij op. Deze keer was de dierenarts wat aardiger, hij smeerde een zalf op m’n neus, dat wrijven deed pijn, maar de zalf werkte weldadig. Hij bond een verband om m’n neus. Nu kant ik alleen nog links ruiken. Als m’n baasje ‘zit’ roept, vertikt ik het.
Ik moestt naar de hondenkapper. Prima, altijd goed om er mooier uit te zien. Maar als je geschoren wordt, moet je stilzitten, dat weett ik ook wel. Moeilijk. Juist als ik stil moett zitten, krijgt ik overal jeuk. Krabben op het verkeerde moment. Het scheerapparaat van de kapper schoot uit. Ik hoorde de machine razen en wist meteen dat het mis was. M’n ene oor er helemáál af, er resteert alleen een diepe snijwond. En er lopen scheve sporen door mijn vacht, ik durf me nergens meer te vertonen. Mijn baasje vindt dat ik naar de hondenschool moet in plaats van naar de dierenarts. Goed idee. Ik bent nooit te oud om te leren. Als ik maar niet hoef te zitten.
0 reacties